De Queeste naar het keizerrijk van het licht
Finster 5e dag Hooimaand,
Het beleg van Finster was gebroken. De duistere troepenmacht was verslagen, voor de poorten van Finster hing de zware rook van de brandstapels. Links voor de manschappen gesneuveld bij de verdediging van Finster, rechts voor de gesneuvelde vijanden. Voor de poort lag de heer van Finster op een eigen brandstapel omgeven door een erewacht. Baron Guillaume van Finster was tijdens de laatste gevechtshandelingen gesneuveld.
Een plechtige stoet verscheen vanuit de poort. De koning voorop gevolgd door zijn krijgsraad en trouwe gezellen, daarachter de notabelen van de stad en tot slot belangstellende burgerij. De jonge koning, Jonathan van Arkensteen, fier te paard, rechts van hem Heer Knut van Knekelheuvel en links van hem Hertog Sandorin Norsi van de Noordmark. Het koninklijk paars en goud wapperde boven hun hoofden voor de gelegenheid gedragen door Glim en Zeberius vergezeld door Zwarte Zelda. Florian en Solon dragen plechtig fakkels. De stad was gekomen om de Baron, hun heer de laatste eer te bewijzen. Burgemeester en schepenen en vertegenwoordigers van alle gilden stelde zich op in een ruime cirkel om de brandstapel. Een strenge blik van Koning Jonathan smoorde een protest in wording wanneer een paar ruige figuren de kring volmaakt. De koning grinnikt en keek naar Zelda. Zelfs het gilde der beurzen- en halzensnijders was aanwezig.
De koning stijgt af en kreeg een toorts aangereikt van Solon. De geoefende stem van John de bard, nu Jonathan koning van de Marken galmt over het veld. We zijn bijeen om Baron Guillaume, Heer van Finster de laatste eer te bewijzen. Het was een markante man, niet altijd de makkelijkste. Maar hij stond altijd klaar zijn stad en het koninkrijk te verdedigen tegen onrecht en vijanden. Hij had het hart op de juiste plek en is een heldendood gestorven. De toorts werd opgeheven en de vlammen grepen om zich heen. Na een korte tijd keerde koning en gevolg terug naar de stad.
Na de ceremonie stapte een heraut uit de schaduw van de poort. Sire, er is één gevangene gevonden in het kamp van de vijand. Hij zat in een kooi naast de tent van de tovenaar die door Heer Glim is omgebracht. We hebben hem naar het kasteel overgebracht ter ondervraging. Verder enkel lijken. John keek zijn gezellen aan, ‘ik wil daar wel bij zijn’. De gezellen knikten. John zette zijn paard aan en in draf verdween de groep naar kasteel Finster.
De deur van de ondervragingskamer in de kelders van kasteel Finster sloeg open. Een jongeman keek op van zijn kom gruwel. Hij zat aan een tafel rustig te eten, hetgeen bijzonder was gezien de gruwelijke instrumenten die achter hem aan de muur hingen. Hij was min of meer schoon en had in ieder geval een schone tuniek gekregen. Zijn donker haar, de vorm van zijn ogen, de getinte huidskleur, hij was duidelijk niet uit deze streken. Sterk vermagerd, maar met een alom voelbare charme. En ondanks dat zijn voeten geboeid waren zat hij eten alsof hij de heer van Finster zelve was, de in donker leer geklede wachter stond achter zijn schouder en vulde zijn kroeg met water alsof het wijn was.
John en zijn gezellen keken elkaar vragend aan. De wachter zette de kruik met een slag op tafel en nam een barse houding aan. Hij heeft zich kunnen wassen en heeft een schoon hemd gekregen zoals was opgedragen. Het leek me geen kwaad kunnen om hem ook wat te eten te geven, baste de wachter. John knikte. Het is goed, laat ons nu maar alleen. Knut en Florian zijn er om me te beschermen als het moet.
Dank voor het hemd, het eten en de gastvrije omgeving. De jongeman gebaarde naar de sombere ondervragingskamer. Hij bleef rustig zitten terwijl de John en gezellen hem aan stonden te kijken. John grinnikte en pakte een stoel. Ga zitten zij hij tegen de rest, dit kan een interessant gesprek worden.
Ranta is mijn naam. De tovenaar, Geldormophus was zijn naam had mij in bezit. Ik moest wat hand en span diensten verrichten maar op de eerste plaats diende ik als opslag voor zijn magie. Bij hem thuis mochten we meestal wel loslopen, maar tijdens deze oorlogsreis werden wij opgesloten in de kooien. De oorlogsmagie koste hem heel veel magie en ontnam ons alle magie en zelfs ons leven. De anderen hebben het niet overleefd heb ik begrepen.
Ranta gaat verder, oh je hoeft niet zo met dat amulet te spelen hoor, ik spreek echt de waarheid. Waarom zou ik niet, jullie hebben me toch bevrijd? Ahh je wilt weten waar ik vandaan kom? Heel precies weet ik dat niet, we hebben nogal wat maanden gereisd. Ik ben opgegroeid in het oosten van ‘het keizerrijk van het licht’. Ik was nog jong toen mijn ouders de stad verlieten en naar het platteland trokken. Ze waren bang, ik denk bang dat mij iets zou overkomen. Opgroeien aan de voet van de grote bergen was niet verkeerd maar wel een beetje saai. Het was een eenvoudig leven. Mij ouders gaven me les, ik leerde lezen en schrijven en hielp op het land rond het huis. Op een dag was er een handelaar, een marskramer. Hij was niet aardig, en het was niet vreemd dat de ezel hem trapte. Maar hij lande met zijn arm in het vuur. Ik schrok erg en voor ik het wist verhief de emmer water zich zelfstandig en leegde zich over hem. Binnen een dag kwamen de soldaten en namen mij mee. Een week later werd ik overgedaan aan Geldormorphus en de rest weet je.
Het keizerrijk is heel anders dan hier. De keizer is onsterfelijk zegt men. Hij is al eeuwen oud. Daarvoor heeft hij een pact gesloten met magische wezens. Wij gewone mensen leven ons leven en proberen niet op te vallen. Voor je het weet wordt je leven genomen om magie te voeden. Ik denk dat mijn ouders daar bang voor waren.
Kleine man, jij vindt het gruwelijk dat mensen hun levenskracht wordt ontnomen? Ik weet niet anders. In de bergen in het oosten leeft een groep die de magische overheersers wil verdrijven. Mijn ouders zijn op de grens gaan wonen omdat de Nobelen van het keizerrijk daar weinig invloed hebben. In de stad nemen ze dagelijks burgers.
John bedankte de jongeman. Ranta dank je voor je verhaal. Je bent vrij om te gaan, maar ik vraag je wel in de stad te blijven. Misschien hebben we nog vragen voor je. Trouwens als ik je hier vasthoud dan verandert mijn gevangenis nog in een herberg, mijn beul in een waard. Dat kunnen we niet hebben.
Vrienden, laten we krijgsraad opzoeken. De oorlog is nog niet over. Maar misschien wil ik wel een groep naar het keizerrijk sturen. Een beetje rondkijken en wellicht contact leggen met die groep rebellen in de oostelijke bergen. Het zou me niet verbazen als de keizer ‘Elainor’ was geheten, de oudere broer van Stantor de Goddelijke Generaal.
Terwijl ze de kelders verlieten hoorde men John nog: ‘Guilaume van Finster heeft geen erfgenaam achtergelaten. Wat denken jullie ervan als ik Zelda die titel geef. Zeker nu ze een achternicht van me blijkt te zijn…..