Kroning
Het koninkrijk is in oproer en de troepen van de Aartsbisschop, de grauwe jagers, handhaven orde met harde hand. De koning Arwin 1, is oud en ziek. Met magie en levenskracht van zijn meest trouwe dienaren houdt de koning het vol, maar voor hoe lang? Als hij overlijdt beslist de raad van de adel over de opvolging, nu de kroonprins (Filibert van Arkensteen) dodelijk gewond is en in tijdstasis slaapdood wordt gehouden. De zoon van de kroonprins is in een van de aanvallen van Orken op de passen gesneuveld.
De Aartsbisschop heeft een vertrouweling naar voren geschoven voor de kroon, Graaf Bor van Bodemeer. De koning kan namelijk ook vrijwillig afstand doen van de kroon en deze overdoen aan een persoon van zijn keuze. De raad van de adel is ook op de hand van de Aartsbisschop dus een voortijdige overdracht van de kroon aan Graaf Bor is een kwestie van vervroegen van het onvermijdelijke.
Op de 28e van de Grasmaand geeft de koning zijn consent. Morgen zal hij afstand doen van de kroon.
Een onbekende priester, Solon, leidt de ceremonie. De deuren van de troonzaal worden magisch verzegeld als alle gasten aanwezig zijn. Via een ritueel zorgen de goden ervoor dat iedereen zijn ware gezicht laat zien en de waarheid moet spreken. Evenals dat alle aanwezigen de waarheid moeten spreken over hetgeen er tijdens deze ceremonie gebeurt. Alle aanwezigen worden via het ritueel gedwongen te getuigen van de nieuwe koning.
In de volgende stap van de ceremonie maakt de koning zijn keus bekend voor zijn opvolger. Graaf Bor van Bodemeer schrijdt alvast naar voren. De koning spreekt nog maar zachtjes. De raadsheer Anselmo de grijze, herhaalt de woorden van de koning:
Ik roep op als mijn opvolger, Jonathan Rosemondt van Arkensteen, Heer van Klaverwijde, prins van het koninkrijk.
Geroezemoes gaat door de zaal. Een jongeman, donker lang haar, groot charisma ondanks een duidelijk litteken op de kin stapt naar voren. Graaf Bor verbleekt, er worden zwaarden getrokken. Met de oproerkraaiers van de Aartsbisschop wordt snel korte metten gemaakt. Een grote ridder stapt voor de koning en de prins en mept met een paar rake klappen de oproerkraaiers achteruit. In de achterste gelederen zakt een edelman dood op de grond. De dolk die hij wilde werpen valt uit zijn hand. Een kleine schaduw stapt weer terug in de schaduwen. Achter de graaf Bor, staat een dienaar verdwaast te kijken naar de lege hand waar hij dacht een toverstaf in te hebben. Daarna zijgt hij ineen na een rake klap op zijn schedel. Een halfelf steekt de toverstok weg in zijn riem en glimlacht vriendelijk naar de adellijke toeschouwers. Een schijnbare roekeloze degenvechter stapt voor de graaf en zet hem de degen op de keel en dwingt hem naar achter.
Ik werp mijn vilthoed neer met gratie,
Mijn mantel glijdt nu op de grond,
Aldus ontdaan van deze staatsie
Trek ik mijn degen, die verwondt;
En elegant als Celadon zal ik er vlug een eind aan maken:
Pas dus goed op, o Mirmydon,
Want d'opdracht eindigt met het raken!
Solon raapt de gevallen kroon van de grond en kijkt er beteuterd naar, maar lacht even later weer.
Als alle rumoer neergeslagen is vervolgt de Ceremonie.
Jonathan Rosemondt van Arkensteen, neemt gij de kroon aan met alle rechten en plichten die daaraan verbonden zijn?
Bla bla ba bla.
Solon: Dan zalf ik u met de goedkeuring van de goden en met de getuigenis van de raad van de adel en allen aanwezig tot Koning Jonathan 3 van de Marken.
We bevinden ons in de achterkamer bij de troonzaal. Jonathan en de oude koning spreken samen. De kamerheer Anselmo haalt een kistje en papieren. Door de open deur naar de troonzaal zien we de edelen verward de zaal verlaten.
De dichtende degenvechter klopt aan met de boodschap dat het kasteel wordt afgesloten door grote hoeveelheden grauwe jagers en dat ze de opdracht hebben de nepkoning te overmeesteren. Het ziet er naar uit dat we in het nauw zitten.