Het verhaal van Elainor en Stantor, de keizerlijke broers


In het jaar 538 van het oude keizerrijk van het licht, Elainalyn vallen de duistere troepen van Banvalon binnen. Vendor, de keizer trekt met zijn legioenen op tegen de legers van orken, trollen, weerwolven en demonen. Hij wint de slag om Silverdael maar verliest het leven op heldhaftige wijze. Zijn zoons zijn nog erg jong en blijven achter met de moeilijke taak het land weer op te bouwen.
Elainor de oudste van de broers wordt tot keizer gekroond en zijn bewind staat bekend als wijs en rechtvaardig. Hij verenigt de landen van het keizerrijk en leidt het keizerrijk naar zijn hoogtepunt qua omvang en welvaart.
Stantor de jongste wordt soldaat en klimt snel op naar generaal. Voor zijn broer ruimt hij de laatste zwarte troepen op in Erebor. Hij slaat de opstandige stammen van Nillain neer en voegt hun landen toe aan het keizerrijk. Maar het meest bekend is zijn veldtocht tegen de demonen van Salphara. Hij voert de legers van de volkeren van het licht aan en weet de demonen in de woestenij terug te dringen.
Zijn broer de keizer laat een groots overwinningsfeest aanrichten voor zijn broer. Stantor krijgt de bijnaam, de ridder van het licht. Daarom dat Elainor het heilige licht uit de tempel laat voorgaan in de overwinningsparade. Een gelegenheid die de duistere krachten niet voorbij laten gaan. De demon Sarghail verschijnt tijdens de parade, zaait dood en verderf en steelt het heilige licht Elain.
De keizer is in alle staten en belooft alles aan diegene die het heilig licht terug brengt. Vele avonturiers gaan op pad, zo ook Stantor.
Ons rijk, het rijk van het licht is geraakt in haar ziel. Het heilige licht dat het rijk haar naam verleent het symbool van ons land is gestolen. Niet langer zal ik een ridder van het licht zijn, maar ik zal een ridder van de jacht zijn. Urias, god van de jacht, help mij op mijn queeste. Broer, voor jou heb ik veldslagen gewonnen, voor jou zal ik dit kwaad ongedaan maken.
Stantor gaat op jacht en zijn queest duurt 18 jaren. In die jaren jaagt hij op alle kwaad in het rijk en daarbuiten. Uiteindelijk weet hij de demon Sarghail op te sporen. Hij weet het heilige licht te stelen. Met het heilige licht maakt hij een lichtpijl waarmee hij Sarghail in het oog schiet en vernietigt.
Stantor keert terug met het licht. Zijn broer Elainor biedt hem alles aan wat hij heeft, de keizerskroon, maar Stantor slaat dat af. De goden eren hem en schenken hem daarop onsterfelijkheid.
Elainor wordt ouder terwijl zijn broer jong en krachtig blijft. Dit gaat knagen. Elainor wenst ook een onsterfelijk leven, hij is toch niet minder dan zijn jongere broer. Omdat hij de goden van het licht niet kan bewegen hem onsterfelijkheid te schenken keert hij zich naar het duister. En zie ook de keizer lijkt een zeer lang leven gegund te zijn. Het rijk kent voorspoed en welvaart. Maar macht corrumpeert en corruptie doet zijn intrede. Bovendien wordt onsterfelijkheid via het duister via duistere praktijken verkregen, steeds weer, steeds meer.
Stantor ziet zijn broer veranderen. Omdat hij niet tegen zijn broer wil vechten trekt hij zich terug uit het keizerrijk. De ridders van de jacht volgen hem en zij bouwen een burcht in de bergen en verbergen het met magie.
Het keizerrijk is over zijn hoogtepunt heen en raakt over de eeuwen in verval. Wanneer het duister te sterk wordt verschijnt er een ridder van de jacht die zich tegenover het duister stelt. Nog een keer wordt Stantor gezien. Hij leidt dan een grote groep mensen van goede wil over de bergen naar een nieuw land weg uit het duister. Een land waar men veilig kan zijn een land van licht.
Stantor wordt sindsdien aanbeden als de leider in tijden van oorlog, de strateeg en eervolle commandant. Stantor wordt verheven door de God Urias in de functie van de goddelijke Generaal.